Het werkingssfeeronderzoek
Hoe zwart/wit is de wereld van de bedrijfstakpensioenfondsen? Hoe weet een onderneming nu of zij wel of niet onder verplichting vallen om deel te nemen aan een bedrijfstakpensioenfonds.
Hierover zal ik zo duidelijk mogelijk zijn.
Voor verreweg de meeste bedrijven is het volstrekt duidelijk hoe ver de invloed gaat van een bedrijfstakpensioenfondsen.
Voorbeelden zijn:
• BPF metaal: het garagebedrijf waar auto’s worden onderhouden en/of verkocht.
• BPF metaal: de staalindustrie
• BPF metaal: productiebedrijven waar wordt gewerkt met metaal
• BPF bouw: de timmerindustrie
• BPF bouw: bouwbedrijven
• BPF grafische industrie: uitgevers van kranten
• En zou kan ik nog wel even doorgaan.
Als ik zou schatten, dan zou best eens kunnen, dat het voor meer dan 85% van alle bedrijven het 100% duidelijk is, dat zij vallen onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds.
Maar wat nu met de overige 15%? Van deze bedrijven is niet zomaar vast te stellen of zij vallen onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds.
Om goed te kunnen bepalen hoe het precies zit, is een werkingssfeeronderzoek noodzakelijk. In een werkingssfeeronderzoek leg je dan de tekst van de verplichtstelling naast de werkzaamheden van een bedrijf. Als de tekst van de verplichtstelling overeenkomt met de werkzaamheden van een bedrijf, dan valt het bedrijf onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds.
Dit klinkt tamelijk eenvoudig en duidelijk. Echter, de praktijk is weerbarstig. En daarbij doen niet alle bedrijven dit soort werkingssfeeronderzoeken. Immers, als een ondernemer voor zichzelf heeft vastgesteld, dat er geen deelname plicht is voor een bedrijfstakpensioenfonds, waarom moet je dat dan nog nader onderzoeken?
Zo, kan het gebeuren, dat een bedrijfstakpensioenfonds op eigen initiatief een werkingssfeeronderzoek start. Daartoe hebben zij, overigens, het volste recht. De volgende situatie ontstaat dan: een bedrijf ontvangt een brief van een bedrijfstakpensioenfonds waarin zij aangeven, onderzoek te hebben gedaan naar de werkzaamheden van de onderneming.
Een onderneming heeft hier dus geen kennis van, ze zijn ook niet geïnformeerd hierover. Het bedrijfstakpensioenfonds heeft openbare bronnen geraadpleegd. Op basis hiervan hebben dan vastgesteld, dat, het nog niet aangesloten, bedrijf aangesloten dient te worden.
Op basis van het geschatte aantal medewerkers wordt dan direct ook een voorschotnota opgesteld. En vaak ook nog eens met een aantal jaren terugwerkende kracht. Een bedrijf met bijvoorbeeld 10 medewerkers ontvangt dan een premienota van zeg even €. 100.000,-.
De eerste kennismaking van een dergelijk bedrijf is dan de premienota van €. 100.000,- tezamen met de mededeling dat ze zijn aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds.
De eerste reactie is vaak, dat de ondernemer denkt: ”Het zal wel overwaaien. Ik doe even niks.”
Bedrijfstakpensioenfondsen hebben doorgaans genoeg tijd. Hoort een ondernemer vervolgens een paar maanden niks, dan wordt nogal eens aangenomen dat het is overgewaaid. Maar, dat is nooit zo! Het pensioenfonds duikt ineens weer op.
Als een bedrijf is ingeschreven en er ligt een voorschotnota, dan MOET er iets worden gedaan, anders gaat het helemaal mis! Dit is vaak het moment, dat een onderneming contact opneemt met BPFpro.
Het eerder genoemde werkingssfeeronderzoek wordt dan door ons gedaan. Omdat we de aanpak van het bedrijfstakpensioenfonds kennen, weten we precies wat we moeten doen.
Daar waar het pensioenfonds alleen extern onderzoek heeft verricht, verzorgen wij ook het interne onderzoek. En vervolgens bekijken we hoe we moeten omgaan met het bedrijfstakpensioenfonds.
Soms zijn we binnen een maand of twee klaar, maar het hele proces kan ook wel een paar jaar duren.
Wanneer het pensioenfonds u op de korrel heeft, zult u voorzichtig moeten omgaan met het pensioenfonds. Het is zeker niet gezegd, dat het pensioenfonds altijd terecht u heeft aangesloten. Maar het ook niet makkelijk om weer van ze af te komen.
Bedrijfstakpensioenfondsen hebben nogal eens de neiging om zich ‘boven’ de ander te stellen. Dat is niet terecht. Als juridische tegenpartij zijn zij gelijkwaardig met de onderneming, ingeval van een onoverkomelijke kloof, zal uiteindelijk de rechter beslissen. Daarom zorgen wij dat vanaf het begin al het overleg en de geschreven bezwaren ‘juridisch proof’ zijn. Dit is van groot belang voor de uiteindelijke uitkomst, die soms wel een paar jaar kan duren.
Om te voorkomen, dat een onderneming niet in de fuik loopt van een activistisch pensioenfonds, is het aan te raden, dat iedere onderneming die in grijze middengebied opereert, zelfstandig op de eigen tijd een werkingssfeeronderzoek verricht of laat verrichten.
Liever nog zou een onderneming zich bewust moeten zijn van het enorme financiële risico van plotselinge aansluiting bij een pensioenfonds. Juist omdat het draait om de werkelijke werkzaamheden van een onderneming, kan een onderneming kiezen voor het al of niet bepaalde werkzaamheden uit te besteden, waardoor de verdeling van de totale werkzaamheden verandert in een onderneming.
Hiermee wil ik duidelijk maken, dat de pensioenparagraaf thuishoort in de directiekamer, waar het beleid van een onderneming wordt bepaald.
Maar in ieder geval zouden deze bedrijven ‘de bedrijfstakpensioen paragraaf’ regelmatig op de agenda moeten zetten.]\